Verhaal – Mama Maccabee verslaat de Grieken

Iedereen in Modi’in was het er over eens dat mama Maccabee helemaal niet kon koken. Iedereen behalve…. Nasjer de huisgeit.

Mama Maccabee maakte spruitjes klaar met slagroom. Zij roosterde krekels (alleen de kosjere!) met bruine suiker en zoete aardappels. En als toetje maakte zij soefganiot met een korstje van suiker en gevuld met bloemkooljam! Ze zagen er heerlijk uit maar als je ze at, kreeg je er buikpijn van. Iedereen behalve… Nasjer de geit.

Matitjahoe (papa Maccabee) en de jongens – Simon, Juda, Eliezer, Jonathan en Jochanan wilden haar niet kwetsen en aten zoveel als ze konden. Wat er over was – en er was heel veel over – gaven ze stiekem aan Nasjer de geit. Dan zeiden zij: “Bedankt voor het eten, mam,” en gingen naar de falaffel tent in het centrum van Modi’in voor nog een snackje. Op een dag zagen Matitjahoe en de jongens een hele menigte in het centrum. Jossi de falaffel man stond midden tussen de mensen en hield een reusachtige falaffel omhoog, die er warm en lekker uitzag. Op een van Jossi’s tafels stond een dikke soldaat met een glimmende helm en een kort rokje. Hij zwaaide met zijn armen en schreeuwde. Een hele rij soldaten stond achter hem. Die droegen ook helmen en korte rokjes. Maar zij hadden ook gevaarlijk uitziende zwaarden en speren bij zich. Wat is hier aan de hand?” vroeg Matitjahoe aan Jossi. “Dd-dd-de Gr-gr-grieken zijn g-g-gekomen. Ze-zze gaan ons a-a-llem-m-maal dd-dd-doodmaken.” Jossi stotterde van schrik en stond te trillen op zijn benen. “Ik beveel jullie te buigen voor de Griekse god Zeus en geschenken te brengen aan de Griekse koning Antiochus,” schreeuwde de dikke soldaat op de tafel. “Als jullie niet doen wat ik zeg, worden jullie allemaal gedood!!!” “Jaah!” riepen de soldaten en zij zwaaiden met hun speren. “Buigen moeten jullie en geschenken brengen!” “Nooit!” brulde Matitjahoe. “Jullie kunnen ons niet dwingen om voor jullie god te buigen.” Maar Jossi de falaffel man kwam naar voren. “A-a-asje-b-b-blieft, d-d-ddood mmmij niet,” smeekte hij. “I-i-ikk ggggeef je een h-h-h-eerlijke falaffel.” “Meh!” Nasjer protesteerde. Falaffel was haar lievelingseten. Zij wilde niet dat Jossi dat zou weggeven. Nasjer was zo boos dat zij Jossi een kopstoot gaf. Hij viel op de grond; de falaffel vloog uit zijn hand en kwam midden in het gezicht van de dikke Griekse soldaat terecht. Op dat moment sprongen Matitjahoe en zijn jongens bovenop de andere, volkomen verraste soldaten. Zij pakten de speren en zwaarden van hen af en verjoegen ze uit Modi’in. “De Grieken komen wel terug,” waarschuwde Matitjahoe de inwoners van Modi’in. “Ga maar met mij mee de heuvels in. Wij brengen een joods leger bij elkaar om tegen de Grieken te strijden. Wij zullen nooit voor hun god buigen. Wij hebben maar één God!” Veel Joden volgden Matitjahoe de heuvels in. Maar mama Maccabee wilde in haar geliefde keuken blijven. Iedere dag maakte mama Maccabee een mand met eten klaar die Nasjer boven in de heuvels naar het leger van de Maccabeëen bracht. Op een dag was er een aanbieding van bloemkool op de markt. Mama Maccabee bakte een gigantische hoeveelheid soefganiot met bloemkool jam, het soort waar iedereen buikpijn van kreeg. Nasjer klom naar boven de heuvels in en hield de mand met soefganiot tussen haar tanden geklemd. Onderweg hoorde ze plotseling het gebonk van marcherende voeten. Ze zag de helmen glinsteren in het zonlicht op de weg voor haar. Het waren de Grieken! Ze kwamen terug!! Nasjer liet de mand met soefganiot vallen en rende om zich achter een boom te verstoppen. Alle soefganiot vielen er uit en rolden over de weg. BONK! BONK! BONK! Dikke rijen Griekse soldaten kwamen steeds dichter bij Nasjer. Het was een angstaanjagend gezicht,die opgeheven speren en wapperende vlaggen, en de rondzwaaiende zwaarden. Plotseling zagen ze de soefganiot. “Eigengemaakte soefganiot!” riepen zij. “Net als bij moeder thuis!” De soldaten lieten hun vlaggen en speren vallen. Zij verspreidden zich, graaiden links en rechts zo veel mogelijk soefganiot bij elkaar en propten die in hun mond. “Jam, jam, jam…”Nasjer kon ze horen kauwen en smakken. Opeens stopte de “Jam, jam, jam.” Het werd heel stil. En toen hoorde Nasjer, “oooooooohhh, aauuuuwwww…. ouch …aauuww!” “Meh!” blaatte Nasjer. Ze rende de heuvel op om de Maccabeëen te roepen. Toen Matitjahoe en zijn jongens beneden bij de weg kwamen, lagen de arme Grieken nog steeds over de grond te rollen en kreunden en steunden: “oooooooohhh, aauuuuwwww….. ouch … aauuww!” Zo won mama Maccabee de strijd tegen de Grieken. En dus eten Joden in Israël en daarbuiten ook nu nog soefganiot op hun chanoeka feestjes – met of zonder bloemkool jam. uit: Chaya Burstein, 10 Great Jewish Stories